WET & REGELGEVING
Inleiding
De Arbowet stelt de volgende regels vast. Bij werkzaamheden , waarbij valgevaar bestaat van 2,5 meter dienen maatregelen te worden genomen. Bij werkzaamheden lager dan 2,5 meter met aanvullende risico’s dienen ook maatregelen te worden genomen. Dit ter voorkoming van valgevaar. Kortom bij alle werkzaamheden met valgevaar dienen maatregelen te worden genomen. Vaak ontstaat er onduidelijkheid over wie er verantwoordelijk is voor het aanbrengen van deze voorzieningen? Hoe werkt dit voor gebouweigenaren? Hieronder leest u er alles over.
De Arbowet
Kort door de bocht: Vanuit de arbeidsomstandighedenwet is de werkgever hoofdverantwoordelijk voor zijn uitvoerend personeel. Indien de gebouweigenaar eigen personeel in dienst heeft, dient de gebouweigenaar zorg te dragen voor veilige arbeidsomstandigheden voor zijn personeel. Dit doet hij bijvoorbeeld door het aanbrengen van dakrandbeveiliging, het plaatsen van een persoonlijk valbeveiligingssysteem en/of het ter beschikking stellen van afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen.
Indien de gebouweigenaar of een vastgoedbeheerder optreedt als opdrachtgever en gebruik maakt van een derde partij ligt de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de opdrachtnemer. Echter, in de Arbowet hoofdstuk 4 bijzondere verplichtingen artikel 16 lid 8, 10 en 11 staat het volgende:
Arbowet hoofdstuk 4 Artikel 16 lid 8 lid 10 en lid 11 mogelijke verantwoordelijkheid gebouweigenaar en/of beheerder
Lid 8: Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de verplichting tot naleving van daarbij aangegeven voorschriften in de gevallen bij die maatregel omschreven rust op een ander dan de werkgever. Aangewezen kunnen worden de eigenaar of beheerder dan wel degene die anderszins bevoegd is te beslissen over het ontwerp, de vervaardiging dan wel het onderhoud van arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen, zoals zo nodig nader bij die maatregel is bepaald.
Lid 10: De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voor zover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.
Lid 11: Het niet naleven van de in het tiende lid bedoelde voorschriften en verboden kan worden aangemerkt als strafbaar feit.
Hieruit kan gesteld worden dat het veilig maken van arbeidsplaatsen de verantwoordelijkheid is van een gebouweigenaar of beheerder indien dit niet redelijkerwijs gevraagd kan worden van een opdrachtnemer, omdat deze geen invloed heeft op het ontwerp, vervaardiging en onderhoud van veilige arbeidsplaatsen.
Daarnaast kan een gebouweigenaar of beheerder te allen tijde aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van een arbeidsongeval op basis van onderstaande wetsartikelen:
Woningwet
Artikel 1a, Lid 1
De eigenaar van een bouwwerk, standplaats, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, die standplaats, dat open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Burgerlijk Wetboek
Boek 6, Artikel 162, Lid 1 t/m 3
Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
Als onrechtmatige daad kan worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Boek 6, Artikel 174, Lid 1 en 2 (deels)
De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.
Bij erfpacht rust de aansprakelijkheid op de bezitter van het erfpachtrecht.
Uit Artikel 1a uit de Woningwet blijkt dat de gebouweigenaar verantwoordelijk is voor een veilige omgeving in, op en om zijn gebouw. Indien door het uitblijven van deze veilige omgeving schade ontstaat aan derden (voorbeeld: een arbeidsongeval), dan kan de gebouweigenaar op zijn verantwoordelijkheid worden aangesproken en voor een onrechtmatige daad (Burgerlijk Wetboek, Artikel 162) aansprakelijk worden gesteld conform het Burgerlijk Wetboek Artikel 174.
Noodzaak tot periodiek inspectie en onderhoud
Persoonlijke beschermingsmiddelen (kortweg: PBM) dienen conform de Europese wetgeving te worden goedgekeurd en te worden voorzien van een CE-markering. Conform NEN-EN 365 en voorgenoemde Europese wetgeving dienen zogeheten “klasse 3” PBM, dit zijn PBM ter voorkoming van ernstig en dodelijk letsel, jaarlijks te worden geïnspecteerd.
Ankerpunten, kabelsystemen en railsystemen (conform NEN-EN 795) welke vastgezet worden aan een gebouw, worden niet als persoonlijke beschermingsmiddel geclassificeerd maar beschouwt men eigenlijk als een bouwproduct. Normering over deze zaken die aan constructies worden vastgezet, moeten op Europees niveau echter nog vastgesteld worden. Indien zich op een gebouw een permanent valbeveiligingssysteem bevindt of wordt aangebracht, is de gebouweigenaar verantwoordelijk voor het goed functioneren hiervan (Artikel 174, Boek 6 Burgerlijk Wetboek en Arbowet hoofdstuk 4, artikel 16 lid 8). Bij veel valbeveiligingssystemen bestaat een garantieregeling van een jaar, mits het systeem periodiek wordt geïnspecteerd door een bevoegd persoon. In de Arbocatalogus Platte Daken is zelfs opgenomen dat persoonlijke valbeveiligingssystemen periodiek (minstens één keer per jaar) moeten worden geïnspecteerd.
Er zijn helaas ook valbeveiligingssystemen op de markt waarvan de leverancier / producent geen eisen stelt aan onderhoud of inspectie. In enkele gevallen wordt dit als verkoopargument (lage onderhoudskosten) naar voren gebracht. Het is voor de gebouweigenaar belangrijk om zich te realiseren dat hij, in het geval van een niet onderhouden veiligheidsvoorziening, direct de hoofdverantwoordelijke is voor ongeval veroorzaakt door een falend valbeveiligingssysteem.
10 gouden regels voor het veilig plaatsen van zonnepanelen
1. Bij werkzaamheden op een dak hoger dan 2,5 meter moet je veiligheidsmaatregelen nemen.
2. Alleen werken op hoogte is niet toegestaan. Er moet een tweede persoon aanwezig zijn. Dit is om direct in te kunnen grijpen als je bijvoorbeeld valt en in een harnas hangt.
3. Let al tijd op verandering van weersomstandigheden. Zo mag je boven windkracht 7 geen werkzaamheden op hoogte uitvoeren.
4. Is er langer dan 3 man uur werk op een hellend dak? Dan is alleen persoonlijke beveiliging niet voldoende. Gebruik dan collectieve beveiliging.
5. Zorg ervoor dat je voldoende voorgelicht bent over de gevaren en je uitgerust bent met juiste materialen. Volg ALTIJD de juiste veiligheidsmaatregelen.
6. Een ladder is geen transportmiddel voor materialen. Zonnepanelen mag je niet in de hand over een ladder meenemen naar het dak. Gebruik de juiste arbeids- en hulpmiddelen.
7. Veiligheid in de meterkast: laat deze werkzaamheden uitvoeren door een deskundige. Zorg dat de elektrische installatie spanningsloos is tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden.
8. Gebruik je gezond verstand en zorg/controleer altijd dat je collega ook veilig werkt.
9. Bij het werken op hoogte moet je voorbereid zijn op een noodsituatie. Weet hoe je moet handelen wanneer er iets fout gaat.
10. Gebrek aan tijd en geld zijn NOOIT een reden om onveilig te werken!
